Waarom geen diergeneeskunde
Niet om je af te schrikken, maar wel om je even met beide benen op de grond te zetten, hier een paar punten waar je rekening mee moet houden voor je aan de studie diergeneeskunde begint.
Moeilijkheid studie
De studie diergeneeskunde is de moeilijkste studie in België, dat zeggen ze zelfs bij de studie geneeskunde. Als eerste is er natuurlijk het feit dat je een hoop moet leren over veel verschillende diersoorten. Bovendien zitten hier een hoop details bij die je in Utrecht misschien gewoon mag opzoeken. Dus stampen, stampen, stampen!
Vooral het eerste jaar is een ploeterjaar. Je krijgt dan veel scheikunde, wat natuurkunde en eigenlijk maar weinig vakken waarbij je het idee hebt dat je het nog gaat kunnen gebruiken. Het is dus veel en saai en vervelend. Het is niet voor niets dat er rond de kerstdagen al een hoop eerstejaars studenten afvallen.
En de jaren die volgen worden ook alleen maar zwaarder: je moet alle botten leren (en dan ook nog alle knobbeltjes en deukjes die er op en in zitten), alle spieren, bloedvaten en zenuwen, een hoop virussen, bacteriën en parasieten en zo verder. Gelukkig worden de vakken wel steeds interessanter en nuttiger en daardoor minder vervelend om te leren.
Proefdieren
Om te voorkomen dat er mensen de studie alleen maar volgen “omdat konijntjes zo lief zijn”, krijg je bij het eerste practicum van embryologie een lief klein varkens-foetusje voor je neus. Bijna voldragen, dus al met die schattige oortjes, krulstaartje en haartjes.
En in de volgende jaren krijg je nog meer dode geiten en honden voor je op tafel tijdens de practica van anatomie. Bij fysiologie moet je een keer een zenuw uit een kikker halen die nog maar pas dood is gemaakt voor jullie proef en bij biochemie moet je bloed trekken uit een vis waar al een paar andere groepen ook bloed van hebben genomen.
En in Gent in de klinieken staan een paar paarden en runderen voor de studenten om te oefenen. Gelukkig moet er voor alle proeven op levende dieren toestemming gevraagd worden aan de ethische commissie en de dieren worden verder ook goed verzorgd.
Werkgelegenheid
Op de actie-website van de VDV (Vlaamse dierenartsenvereniging) staat een betoog te lezen waarom je niet aan de studie diergeneeskunde zou moeten beginnen.
Men stelt onder andere dat er voor elke dierenarts die met pensioen gaat, 13,7 nieuwe dierenartsen afstuderen en dat er op die manier een overschot aan dierenartsen is ontstaan. Net afgestudeerde dierenartsen kunnen moeilijk aan werk geraken, waardoor ze alles aannemen en flink onder de marktprijs werken.
In Nederland geldt er een numerus fixus voor de studie diergeneeskunde, omdat er aan de Universiteit Utrecht gewoonweg te weinig faciliteiten zijn om 1000 studenten kwijt te kunnen (er worden er ieder jaar maar 250 toegelaten). Bijkomend “voordeel” is dat er in Nederland een minder groot overschot is aan dierenartsen: “Algemeen weetje: in Nederland studeren er jaarlijks 120 dierenartsen af voor een bevolking van 16 miljoen. In Vlaanderen studeren er 180 af voor een bevolking van 6 miljoen!” (Bron helaas offline)
Maar of je werk vindt of niet ligt voornamelijk aan jezelf. Je tijdens je studie profileren (laten zien dat je er bent, een goede indruk maken, laten zien dat je er voor gaat) en contacten leggen met al werkende dierenartsen is al een stap in de goede richting.
Verder is er tegenwoordig, en in de toekomst waarschijnlijk nog meer, meer vraag naar gespecialiseerde dierenartsen. Wie zegt dat je na het behalen van je diploma meteen aan het werk moet? Je kan ook eerst een paar maanden of een jaar naar de Verenigde Staten of Australië om daar een extra cursus te volgen over een specialisme dat je interessant lijkt. Als je dan terugkomt als uitstekend chirurg is de kans al veel groter dat je aan werk geraakt.
Geïdealiseerd beeld
En dan zijn er ook nog mensen die denken dat het bestaan van een dierenarts over rozen gaat. Dat er altijd wel lieve kleine hondjes en katjes zijn om te helpen, en dat ze ook allemaal genezen kunnen worden.
Zo gaat het helaas niet. Er zullen periodes zijn dat er gewoon minder werk is. En ook niet alle dieren die in de praktijk komen kunnen beter gemaakt worden. En soms kan een dier wel beter gemaakt worden, maar krijg je er geen toestemming voor om dat te doen omdat de baas het geld er niet voor (over) heeft. Dat is iets waar je je bij neer moet leggen. In de veehouderij is dat nog erger, als een operatie duurder wordt dan de koe, gaat het dier gewoon naar het slachthuis.
Bovendien heb je als zelfstandig dierenarts ook nog andere zorgen: de boekhouding, administratie van de geneesmiddelen die je verkoopt, onderhoud van de praktijk en apparatuur…